ICT-projecten falen door open deur in blinde vlek.

In 2014 liet de Tweede Kamer een onderzoek doen naar het falen van grote ICT-projecten. De focus lag uiteraard op  de overheid, maar ik denk, dat een groot deel van het bedrijfsleven met hetzelfde probleem worstelt.

De openbare hoorzittingen werden op de televisie uitgezonden. Al kijkend kreeg ik de indruk, dat het eigenlijke probleem niet aan de orde kwam. Maar ja, eigenlijk was dat wel logisch, want dat probleem en de oplossing ervan ligt achter de open deur die verborgen blijft in de blinde vlek van het 19de eeuwse industrieel-logistieke paradigma dat ook de manier van denken in de 20ste en 21ste eeuwse bedrijfsarchitectuur nog domineert. We modelleren onze bedrijfsprocessen nog steeds niet als interactie, waarin we informatie uitwisselen, maar volgens het industrieel-logistieke Input-Transformatie-Output-patroon.

Ik heb toen aan “de commissie Elias” een notitie gestuurd, maar daarvan is geen spat terug te vinden in hun conclusies en aanbevelingen. Dat is jammer. Ik vrees, dat de problemen niet kunnen worden opgelost, zolang de vragende partij van ICT-diensten (de opdrachtgevers in “de Business”)  haar verantwoordelijkheid niet neemt om interne en externe ICT-aanbieders te vertellen welke ondersteuning ze van de ICT nodig heeft.

De tekst van de notitie heb ik aangevuld met wat ondersteunende illustraties en is hier terug te lezen.

Hoewel ik met deze notitie tegelijk een knuppel in het architectuur-hoenderhok gooide, is het daar nog angstvallig stil gebleven

Naar mijn idee wordt het falen van ICT-projecten voor een groot deel veroorzaakt doordat opdrachtgevers èn ICT-leveranciers niet beschikken over de vereiste kennis, met name over de bedrijfsarchitectuur. De huidige Bedrijfs- &Informatiearchitecturen zijn alleen gebaseerd op opsplitsing en decompositie van een bedrijf in aspectsystemen.
Deze architecten zijn niet in staat om de toekomstige organisatie inzichtelijk te modelleren, zoals architecten van bouwwerken doen met tekeningen of maquettes van de nieuwe ruimtelijke indeling. Als architecten in de fysieke bouw zo te werk zouden gaan, zouden ze een te renoveren gebouw of gebied in onderdelen decomponeren en dan beschrijven als bouwplaats met stapels kozijnen, vensters, deuren, muur-, plafond- en vloerdelen, leidingen etc. Maar de essentie, de ruimte, die met die bouwstenen wordt gebouwd, is op een bouwplaats niet te vinden. En een verandering in de architectuur van het oorspronkelijke gebouw, is dan ook zo niet meer herkenbaar te beschrijven voor toekomstige gebruikers. Zulke architecten kunnen de opdrachtgever dan ook geen duidelijkheid verschaffen over de manier waarop deze onderdelen ten opzichte van elkaar zullen worden „georganiseerd” tot ruimtes die weer een samenhangend gebouw gaan vormen.
Wat in de gebruikelijke decompositiekennis ontbreekt, is een concept van de compositie van de nieuwe situatie, dat de “ruimte” in het organisatorische handelen schept, afbakent en inzichtelijk maakt: de handelingsruimte.